Melktanden
Spinoza
Spinazie
Kastanje
Oranje
Het potje en de ketel
Het huis van de dooie netel
Suikertante kant loopt met
Haar kont vol stront over
De balanceerkoord in het gele circus
De kannibaalse kippen zijn
Goddelijke gedachtekernen en de
Dode vogel is een diepe eindeloze
Bibberput flatsch
Ze laat iets vallen
Het is een zichzelf
Opblazend geel circustentje
De redundantie begint te kwijlen
Nee, vochtige violen verzwikken valse vrienden
De oren op de toren van het operagebouw
Hebben stuipkrampen
Het hele orkest en dat gerammel en
Het tentje ontvlammen want
Kant kan zijn vuurtongetje
Niet in bedwang houden