Erfdeel een
het begin is een vis met paarse ogen
vinnen zo zwart als regenbogen
hij paait het wijfje van de tijd
zij breit met vlijt
scherpe tanden
een school van idylles en idolen
de goden hebben hun sporen verdiend
op de middag op de hoge vlakte
doorwormd en met zonnen eronder
de zinnen hebben vleugels van ploegscharen
die ze scherpen aan de eierschalen van de uitgekomen hersenen
om lichamen van idylles en idioten te ontschedelen
in de hoge hitte van de zwarte diadeem