Ik steek
Ik steek de straat over. “Jij bent knap.”
“Je lijkt precies op mij.”
“Zijn jullie collega’s? Of vrienden? Of een koppel?”
Ik merk hem op vanop een afstand. Een schichtige blik; hij gunt een terug. Dat was het.
Ik steek de straat over. “Jij bent knap.”
“Je lijkt precies op mij.”
“Zijn jullie collega’s? Of vrienden? Of een koppel?”
Ik merk hem op vanop een afstand. Een schichtige blik; hij gunt een terug. Dat was het.