Vlees

Jeanne was een baby toen ik haar voor het eerst ontmoette; enfin, zag. Dochter van hem en haar. Colette zou voor haar zorgen, later. Maar eerst passeerde ze nog langs Frederique en Elsa en dan langs de instelling met veel muren. De ondergrondse gangen maakten haar bang. Niet omdat ze wist had van de monsters, maar omdat ze van niets wist.

 

“Spreek met een kleine stem, dan horen ze je wel”, spreekt Muis. “Gif. Er zit gif in”, zegt Jeanne met een kleine stem. Muis hoort Jeanne.  Muis is niemand. Muis bestaat niet. Niemand hoort Jeanne. Met een grote stem dan: “Er zit gif in mijn eten.” De puree en het vlees spatten overal. Elsa draait zich om. Bekken, buik, linkerborst, rechterborst. “Jeanne! Kijk nu Jeanne!” En dan, “Wat zeg je nu?” Jeanne toont haar tanden. Later, zorgen voor later, denkt ze.

26-11-2018

Vorige
Vorige

Immense garnaal

Volgende
Volgende

Ik steek