Misschien ben ik een dichter, misschien ben ik een dwaas
Tot we stof zijn en de wind door ons gezoogd wordt,
Kijken de meisjes de ogen uit hun kop, zwieren de raven de benen van hun lijf
Zie die wolken blozend hijgen op het ritme, jong, gebrild, gebild en naakt
Ik zal vijfhonderd jonge mannen moeten offeren om weer berucht te zijn