Ik hoor water lopen als het warm is. En radio’s in de verte en Jantje oefent blokfluit

E.H. Camil muggenverdelgt het altaar in 2086 om mijn zonnebril te eren, die ik als relikwie aan hem gaf voor mijn vertrek naar Washington D.C. met mijn gevolg uit Rome en dat uit Turijn. —Maar van Sophocles heb ik gisteren gehoord, op de thee-audiëntie, dat kleine meisjes in Electra erwtjes in hun gaatje moesten stoppen.

Ik wil iemand om van te houden. Iemand om alles aan te zeggen. Iemand om te kussen en lief te hebben. Iemand om zijn schoonheid. Iemand om zijn tederheid. Iemand om zichzelf en om mijzelf. Ik heb grote gedichten geschreven of gedacht over de zon, ik heb grote dingen geschreven over begeren en gedroomd, maar nu wil ik liefhebben. Nu zal ik ook liefhebben. Zoals ik het wil en ik wil niet weinig, ik weet het. Maar het is de enige echte manier om liefde te maken.

Dit is geen liefdesgedicht en de woorden zijn veel te slecht gekozen. Ik zou het nooit durven laten lezen; niemand zal het trouwens willen lezen omdat het niet over liefde gaat, maar om onervaren grabbelen in het donker. Daarom is liefde blind, maar voor mij zal ze niet meer blind zijn, spijtig genoeg. De liefde nodig hebben, vooral de lippen. En de cirkel willen voltooien, maar toch vooral—je gelooft het niet—tederheid. Heb ik nodig.

Het verlangen naar liefde is een beweging, een stuiptrekking misschien. Want ze is mooi, maar niet vol te houden. Al zijn er duizend luchtballonnen uit je middenrif verrezen, je kunt niet zonder. Een mens kan niet zonder mens; wel zonder god, maar niet zonder mens.

Want vanop mijn balkonnetje in Parijs zie ik een stukje groene bomen, en ik hoor de vogels fluiten, maar ik heb niet eens een radio voor wat lawaai. Tussen de vier muren van mijn goddelijke ruimte voel ik me alleen. Alleener dan duizend jaar wachten op de Messias. Ik weet dat hij niet komt want Ik Ben De Messias. De Messias van jouw liefde. De Vereniger van jouw liefde met de mijne, die groot is, en volledig.

Als mijn mond de jouwe raakt zal het mooi zijn en ik van je houden. Vasthouden, loslaten in geen duizend jaar, na deze duizend jaar en daarna nog eens duizend driehonderddrieëndertig jaar van woede, statig plezierdom voor mij, Ximo. En ik ben de rivier Alph, maar ook de grotten. Want ik ben de cirkel… als jij van me houdt en me kust.

10-07-1985

Vorige
Vorige

Moet ik je vragen of je me nog kent? (ongetiteld)

Volgende
Volgende

Thérèse